Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], God, [45]opgewekt hebbende Zijn [46]Kind Jezus, heeft Denzelven eerst [47]tot u gezonden, dat Hij ulieden [48]zegenen zou, [49]daarin dat Hij een iegelijk [van u] afkere van uw boosheden. 45. Namelijk uit de doden; of verwekt, dat is, in de wereld gezonden; hfdst.13 vs.22,23. 46. Of, knecht, dienaar. Zie vs.13. 47. Namelijk Joden en burgers van Jeruzalem; hfdst.13 vs.46. 48. Namelijk met genade in dit leven en met heerlijkheid in het toekomende. 49. Of, daarin een iegelijk van u zich afkere van zijne boosheden. Doch het eerste komt beter overeen met het woord zegenen, gelijk ook met dergelijke plaats hfdst.5 vs.31.